Suikerhistorie
De rol van suiker door de eeuwen heen
Bronnen beeldmateriaal
Het prille begin
800 v.Chr. - 0
Konfijten, conserveren en inmaken
18e eeuw
Naar Amerika!
15e - 16e eeuw
Suiker als feest:
gastronomische desserts
19de eeuw
Proeftuin Spanje
7e - 14e eeuw
Koekje erbij?
18e eeuw en later
Suiker hoort er vanzelfsprekend bij
Eind 19e eeuw
Suiker als medicijn
8e - 12e eeuw
Suiker van biet!
19e eeuw
Suiker en slavernij
16e - 17e eeuw
Suikerbakkers
Eind 16e eeuw
Dieet en lijn
20e eeuw
De suikertovenaar
17e - 18e eeuw
Van medicijn
naar lekkere luxe
16e eeuw
Suiker in het normale voedingspatroon
20e - 21e eeuw
Het prille begin
800 v.Chr. - 0
Het prille begin
Rond het jaar 600 voor onze jaartelling teelt men in Bengalen (regio in het westen van India) al twee soorten suikerriet van verschillende kwaliteit. Waar kwam het suikerriet vandaan?
Wild riet
Botanisch gezien liggen de wortels van het suikerriet waarschijnlijk in Nieuw Guinea. Vandaar kwam het waarschijnlijk langs natuurlijke weg naar India. Officieel heet het landbouwgewas suikerriet Saccharum officinarum L. De wilde variant noemen we Saccharam spontaneum. De plant houdt van vochtige grond en een warm vochtig klimaat. Rietsuiker behoort tot de plantenfamilie der Grassen (Gramineae).
Suikerriet groeit in het wild in het oosten en noorden van Afrika, in het hele Midden-Oosten, in India en China en Maleisië en in het hele Pacifische gebied. Dit suikerriet is wel zoet, maar heeft relatief dunne stengels in vergelijking met het landbouwgewas.
Tekening van rietsuiker door Franz Eugen Köhler, Köhler's Medizinal-Pflanzen (1897).
LEES MEER
Suiker
Het woord ‘suiker’ stamt af van de oude taal Sanskriet, waarin het ‘sharkara’ heet. Behalve het suikerriet dat geteeld wordt kennen we nog een paar rassen suikerriet, die vroeger gebruikt werden voor het produceren van suiker. De S. barberi, oftewel het dunne of Indiase riet, de S. robustum en de S. sinense, ofwel Chinees suikerriet. Die laatste is zeker een bewoner geweest van de eerste botanische tuin in China in de omgeving van Peking rond 110 voor onze jaartelling.
Kauwsnoep
Oorspronkelijk dient het suikerriet om op te kauwen. De buitenste bast werd verwijderd en de vezels in de plant werden afgekloven en weg gekauwd. Al in het eerste millennium vóór onze jaartelling is men de suikerriet gaan aanplanten voor culinaire doeleinden door het sap uit de stengels te halen door het te koken.
Buitenlandse bewondering
Wanneer reizigers en veroveraars in dat verre verleden India bezoeken, roemen ze het suikerriet al. Zoals Alexander de Grote (356-323 voor onze jaartelling), die vanuit Macedonië met zijn leger optrekt om landen als Irak, Iran en Egypte te
veroveren. In zijn gevolg reist de hoge officier Nearchos van Kreta mee, die bij hun tocht naar de Punjab ‘een rietplant die honing produceerde zonder hulp van bijen’ beschrijft.
‘Een soort honing, genaamd sakkharon wordt in India en Arabia Felix verzamelt uit riet. Het heeft de consistentie van zout en je kunt het fijnkauwen.’
-Dioscorides, Griekse medicus (1e eeuw)-
Smaakmaker
Suiker gold in India vooral als medicijn (laxerend), maar bleek uiteindelijk een gewaardeerde smaakmaker. Al in de 4e eeuw vóór onze jaartelling werd het suikerriet gedroogd, of tot sap geperst, of tot bruine suiker, suikerparels of als grotere brokken kristalsuiker (khand, daarin hoor je al ons woord kandij of het Engelse candy) verwerkt – een perfect handelsmiddel. Er werd geruild voor arak (een gedestilleerde drank uit Iran en Irak), of wild.
(Bron: A Historical Dictionary of Indian Food, K.T. Achaya, 7e druk, 2011).